Je kan niet mensen langer laten werken en tegelijk de werkbaarheid van dat werk fors doen dalen
Deze opinie verscheen op Knack.be
Dit weekend maakte de Stichting Innovatie & Arbeid de resultaten van de ‘werkbaarheidsmonitor’ bekend, een studie die peilt naar het welbevinden op ons werk. Twee tendensen vallen meteen op: de werkbaarheidsgraad is sterk gedaald (het aandeel werknemers met een werkbare job), en de werkdruk is fors gestegen. Erg opvallend daarbij zijn de slechte cijfers die ons bereiken vanuit het onderwijs, de overheid en de zorg. Het lijkt erop dat ook in die sectoren de fundamentele vraagstukken over de manier waarop we ons werk en bij uitbreiding onze samenleving willen organiseren ondergesneeuwd raken door het verstikkende managementdenken.
Pact 2020
Toen de Stichting Innovatie & Arbeid in 2004 voor het eerst een rondvraag deed, bleek dat slechts 52,3% van de werkende Vlamingen (privé, non-profit en overheid) hun werk als ‘werkbaar’ ervoeren. Een signaal dat door de toenmalige Vlaamse regeringspartijen en sociale partners meteen werd opgepikt: ‘Pact 2020’ was geboren. De beleidsmakers engageerden zich om dat cijfer tegen 2020 te doen stijgen tot 60%. De gezamenlijke inspanningen wierpen de jaren daarop hun vruchten af: tussen 2004 en 2013 steeg de werkbaarheidsgraad van 52,3% naar 54,6%. Het vooropgestelde doel voor 2020 kwam dichterbij.
Maar aan die stijging kwam abrupt een einde in de periode 2014-2016. Erger nog: de werkbaarheidsgraad tuimelde naar een schamele 51,0%. Lager dus dan bij de start in 2004. De geleverde inspanningen voor het welbevinden op het werk werden teniet gedaan en de doelstelling van het Pact 2020 is nu niet meer dan een verre toekomstdroom. Een verontrustende evolutie, zeker als je beseft dat de verantwoordelijke regering mensen net langer aan het werk wil houden.
Groeiende werkdruk, problematische stress
De bevraging bij 12.000 werknemers wijst uit dat de terugval in de arbeidskwaliteit vooral een gevolg is van de stijging van de werkdruk. De cijfers liegen er niet om: 34 % geeft aan ernstig psychisch vermoeid te zijn en 1 op 5 spreekt van een penibele situatie voor wat betreft ‘welbevinden op het werk’. De groep werknemers die problematische werkstress voelt, steeg van 31,0% (in 2004) naar 36,6% (in 2016). Opvallend is dat vooral de publieke sectoren – de zorg, het onderwijs en de overheid – een dieptepunt kennen op vlak van ‘werkbaarheid’.
Een studie van het HIVA (Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving van de KULeuven) eind 2016 bevestigt die zorgwekkende evolutie. De werkdruk en werkstress stegen spectaculair: terwijl in 2010 maar 27% van de Belgische werknemers bijna permanente stress had op het werk, klom dat in 2015 naar 33%. Almaar meer werknemers kampen met stress en burn-out, met meer uitval tot gevolg – waardoor de druk nog toeneemt. Resultaat? Een neerwaartse spiraal en een groot rood knipperlicht.
Complexer en flexibeler werk
Onder invloed van technologische evoluties, toenemende bureaucratie en andere recente ontwikkelingen worden onze jobs steeds complexer. En in omgevingen die rigide en conservatief blijven, moeten we ons steeds flexibeler opstellen. Van onze competenties, opdrachten en verantwoordelijkheden wordt steeds meer gevraagd en dat alles moeten we zien te combineren met een sociaal leven en een gezin. Die complexiteit is een flinke uitdaging, maar we krijgen nauwelijks de hefbomen die we nodig hebben om die het hoofd te bieden. Het ontbreekt aan voldoende vertrouwen en ruimte om zelf te beslissen over volgorde, tempo, werkmethode en tijd om in te spelen op onze noden op het werk. Dat gebrek aan autonomie en ondersteuningsmogelijkheden is de afgelopen vijf jaar veel te weinig mee geëvolueerd.
Management- en rendementsdenken
Hebben de alarmerende cijfers misschien ook te maken met de overdreven drang naar meetbare en kwantificeerbare ‘efficiëntie’ van onze Vlaamse regering? De rekenkundige boekhoudermodellen waarin we met alle macht onze dienstverlening proberen te proppen, zijn alomtegenwoordig. Denk aan de krankzinnige timing die onze postbodes voor elke taak opgelegd krijgen (tot en met ‘naar het werk stappen’), of De Lijn die vanuit winstprincipes onze basismobiliteit onderuit haalt (en chauffeurs nauwelijks de tijd geeft om naar het toilet te gaan), het optrekken van het aantal kinderen per kinderopvangbegeleider (ondertussen 1 op 8), de chronoschoonmaak in zorgcentra enzovoort. ‘Efficiënt omgaan met de schaarse middelen’ wordt stilaan een excuus om onze dienstverlening en samenleving uit te hollen. De principes van het marktdenken zijn heilig en krijgen blind navolging terwijl de praktijk dagelijks bewijst dat die ingeslagen weg nefaste gevolgen heeft voor mens én economie.
Vertrouwen, erkenning en vrijheid
Als we zouden afstappen van de zielloze boekhoudersmentaliteit en de rigide routines om ‘het werk rond te krijgen’, kunnen we opnieuw zuurstof in onze beroepen blazen. Gun werknemers meer vrijheid om hun werk zelf te organiseren en vertrouw op hun intrinsieke motivatie. Laat ons op zoek gaan naar moderne manieren van werken, zonder alles vast te willen leggen in cijfers en schema’s. Die overdreven standaardisering van werk voedt enkel de bureaucratie en hongert innovatie, initiatief en engagement uit.
Ook de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) benadrukt dat de huidige beleidskoers om mensen langer te laten werken enkel kan slagen als dat werk haalbaar is. Dat vraagt om het herdenken van de manier waarop we werk én maatschappij organiseren: crèches, scholen, mobiliteit, vrije tijd, werkuren enzovoort. Helaas neemt de regering ook daar net averechtse maatregelen: crèches worden duurder, het openbaar vervoer wordt uitgehold, de flexi-job (sprokkelarbeid) wordt de regel, een hogere pensioenleeftijd enzovoort.
Het bedrieglijke ‘meer met minder’
You can’t have your cake and eat it: je kan niet én mensen langer laten werken én de werkbaarheid van dat werk fors doen dalen. Het driejaarlijkse onderzoek van de Stichting toont klaar en duidelijk aan dat de regering op de foute weg is. Haar keuze om de positieve evolutie van het Pact 2020 van de vorige regeringen en sociale partners niet voort te zetten, is gezien haar zelfverklaarde ‘jobbeleid’ een pijnlijke misser.
We kunnen de cijfers niet naast ons blíjven neerleggen onder het mom van efficiëntie en rendementsdenken. De ‘meer met minder’-logica klinkt misschien goed, maar kost onze maatschappij op zo veel vlakken zo veel meer. Zo heeft de prijs die we betalen voor ongelukkige werknemers op lange termijn niet alleen een slechte invloed op cijfers en centen, maar is ze ook op menselijk vlak verwoestend. Kijkt er nog iemand verder dan het kortzichtige rendementsdenken? Want welvaart brengt niet noodzakelijk welzijn. Het is net andersom: welzijn is de weg naar welvaart.