Deze regering heeft enkel oog voor economische rendement van werk en daar knelt het schoentje
Afgelopen week klopte minister Philippe Muyters (N-VA) zich op de borst met het hervormde PWA (Plaatselijk Tewerkstellings Agentschap). Het nieuwe 'wijk-werken' is een feit. Het systeem waarbij werklozen gedurende zes maanden kunnen bijklussen klink mooi, maar biedt geen garanties voor mensen met een complexe afstand tot de arbeidsmarkt die beperkte opleidingsmogelijkheiden of arbeidskansen hebben. 'Doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt', zo klinkt de drijfveer van deze hervorming, maar de regering gaat daarmee voorbij aan het feit dat heel wat mensen zich niet weten redden in een reguliere job en beperkt zijn tot een klein aantal zinvolle arbeidstaken. Bovendien onthullen de flankerende en regionale maatregelen een hardvochtige economische kijk waarbij niet alleen iedereen over de zelfde kam geschoren wordt, maar waarbij kwetsbaarheid steevast je eigen schuld is.
Visie met oogkleppen
Die doorgedreven 'doorstroom'-visie van deze regering naar jobs, jobs, jobs (die in vele gevallen niet bestaan) miskent de onderliggende basis van wat werk zou moeten zijn. Namelijk: mensen in staat stellen in hun levensonderhoud te voorzien en een zinvol leven uit te bouwen. Maar vandaag is tijdelijk alles wat de klok slaat. Zo zal de werkloze heel even bij de hand genomen worden, maar wanneer er niets uit de bus komt en er geen alternatief voor handen is, laat men hem in de kou staan met het devies: eigen schuld, dikke bult.
Die aanpak is een moderne samenleving niet waardig. En er is meer: de huidige keuzes doen ook vermoeden dat veel taken die vandaag binnen het PWA opgenomen worden, binnenkort zullen verglijden naar verplicht vrijwilligerswerk. En met verplicht bedoelen we: als voorwaarde om in de toekomst nog een uitkering te mogen ontvangen. Taken die voorheen vergoed werden, zullen dan gratis moeten worden uitgevoerd. En als je dat niet ziet zitten, moet je maar op de blaren zitten. Want wat doe je met iemand die niet wil leren? Zijn uitkering afpakken, blijkbaar.
Zolang er geen alternatieven zijn om in een volwaardige (één met voldoende inkomen) en duurzame (stabiele) job te stappen, zou - als alternatief - een systeem mogelijk moeten blijven waar je beperkt kan bijverdienen bovenop een werkloosheidsuitkering. Alleen zo bouwen we aan een samenleving waar we iedereen kansen blijven bieden om niet in sociaal isolement te verglijden en zo in verdoken armoede te verdwijnen. Alleen op die manier beschermen we mensen met beperkte arbeidsmogelijkheden, maar blijven we ook alert voor wat een minimaal jobaanbod zou moeten inhouden.
Wie zijn ze? Wat doen ze?
Het profiel van de werknemers binnen het PWA-stelsel is vaak complex. Het gaat om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, een groep die niet gauw zal verdwijnen. De economie heeft immers steeds minder nood aan laaggeschoolden, en jobs zullen niet automatisch door 'de markt' worden gecreëerd.
De doorsnee PWA-werknemers zijn laaggeschoolde Belgen die ouder zijn dan 55 en een lange loopbaan achter de rug voor ze werkloos werden. Ze hebben vaak een problematiek die maakt dat ze niet meer volledig aan de slag kunnen. Voor hen is het PWA het hoogst haalbare. Het zorgt voor een uitweg of toch een manier om zinvol deel te nemen aan de samenleving.
Het nieuwe 'wijk-werken' van minister Muyters biedt deze mensen wel de mogelijkheid om beperkt bij te klussen, maar louter voor een periode van zes maanden. Deze periode is slechts eenmalig verlengbaar tot twaalf maanden. Nadien heb je nog een mogelijkheid om werkervaring of een stage te lopen, maar de garantie dat dit toeleidt naar een zekere job die je situatie verbetert, die is er niet.
De klussen die de PWA-medewerker doet in ruil voor een PWA-cheque (vergelijkbaar met dienstencheques) kunnen variëren. Maar de noemer is aanvullend: de taken mogen niet in concurrentie gaan met de reguliere economie. Dat kan gaan van klussen voor scholen, vzw's of bij oudere particulieren thuis tot bij sneeuwweer de stoep vegen voor mensen met een beperking, tijdens de middag de schoolbib openhouden, het ondersteunen bij was- en opplooitaken in een kinderdagverblijf of klein snoeiwerk in tuinen van ouderen.
Niet goed genoeg?
Wanneer de persoon die zonder werk zit in een systeem van wijk-werken terecht komt, wordt nu van hem of haar verwacht door te stromen naar een stage of naar 'de reguliere arbeidsmarkt'. Maar hoe we het ook draaien of keren: doorstroom is niet iedereen gegeven. Een werkloze hulptuinier wiens knieën zijn versleten kan misschien hier en daar nog wat klein snoeiwerk opbrengen, maar gaat niet tijdens het wijkwerken miraculeus herstellen of omscholen. Een oudere ontslagen dakwerker die revalideert van kanker zal niet door wat klussen worden 'toegeleid' om opnieuw het dak op te springen of mee te draaien in een houtzagerij. De vraag is waarom we deze mensen niet gewoon de nodige erkenning bieden en hen in hun krachten zetten. Neen, we hebben liever ons oordeel klaar: 'Klussen is niet werken. En alle werklozen zijn profiteurs.'
De klussen binnen wijk-werken zitten inderdaad niet altijd in een concurrentiële setting. De middagbib op school, bijvoorbeeld, kent dan wel geen direct economisch rendement, maar het is wel heel zinvol voor de educatieve ontwikkeling van onze kinderen. En daar knelt het schoentje: deze regering heeft enkel oog voor het economische rendement van werk. Alleen wat rendabel is, is werk en mag inkomen genereren. De rest moet onbetaald vrijwilligerswerk zijn. Desnoods verplicht.
Uithollen van duurzaam werk
Het beleid staart zich vandaag blind op het drukken van de werkloosheidscijfers. Daarbij verliest men het onderliggende doel uit het oog: armoedebestrijding. Een efficiënt beleid dat tegelijk de werkloosheid en de armoede vermindert, respecteert sociale grondrechten en investeert in duurzame tewerkstelling. Onder deze regering is de focus echter verschoven van 'Meer mensen met volwaardig werk' naar 'Meer mensen op de arbeidsmarkt'.
Nooit eerder waren zo veel Vlamingen aan het werk. Je zou verwachten dat daarmee ook de armoede daalt, maar dat is helaas niet het geval: het risico op financiële armoede ligt in Vlaanderen op hetzelfde peil als tien jaar geleden. 40 procent van de 120.000 nieuwe 'jobs, jobs jobs' die er sinds 2014 bijkwamen zijn deeltijds, de helft (52 procent) is tijdelijk. Meer dan de helft werd bovendien opgenomen door gedetacheerde buitenlanders. Die stijgende armoede bij werkende mensen - working poor - is het rechtstreekse gevolg van het starre en hardvochtige arbeidsmarktbeleid van deze regeringen.
Recht op duurzaam werk
Met de uitbreiding van sprokkelarbeid door flexi-jobs en langdurige interimcontracten maken mensen die al minder kansen hebben op de arbeidsmarkt, nu nog minder kans op een volwaardige en duurzame job. Binnenkort zal een werkloze zich eerst jarenlang door een kluwen van stages en werkplekleren moeten wurmen om dan op de arbeidsmarkt in andere, weinig benijdenswaardige systemen zoals flexi-jobs en interimwerk terecht te komen. Zo vergroten we nog meer de kloof tussen arm en rijk.
Daar bovenop is de zesde staatshervorming, waar het beleidsdomein werk meer regionaal vorm ging krijgen, erg mager gebleken en vanuit een ontwrichtende visie vormgegeven. De combinatie van maatregelen voor doelgroepenbeleid en toeleiding naar de arbeidsmarkt van langdurig werklozen, ouderen, jongeren en laagopgeleiden, zowel Vlaams als federaal, laat te wensen over en legt een tikkende tijdbom onder onze samenleving. Want vergis u niet: ooit keert dit als een boomerang terug naar onze samenleving, zowel op economisch als op menselijk vlak.
Nieuwe jobs mogen een inkomen niet verkappen in 'hier en daar een beetje'. En mensen zouden al helemaal niet in een positie geduwd mogen worden waarin ze hun inkomen maar bij elkaar moeten zien te sprokkelen. Een job moet mensen in staat stellen om rond te komen en een volwaardig leven uit te bouwen.
Fris en innovatief
Maar nee. Onze regeringen slaan er ons mee om het hoofd: de tijd van een duurzame job is voorbij, jobhopping is de toekomst en houdt ons "fris" en "innovatief". Het besef dat het uitsluitend om beleidskeuzes gaat en dat we wel degelijk de keuze hebben om het anders te doen, lijkt vandaag ver zoek, niet alleen in de hoofden van de mensen, maar vooral in die van de beleidsmakers zelf. Kijken we niet beter wat meer naar de menselijke noden van doelgroepen in plaats van naar de electorale noden van onze ministers om "iedereen aan het werk" op hun conto te kunnen schrijven?
Bieke Verlinden, SP.A-schepen voor sociale zaken, werk en studentenzaken en voorzitter van het Plaatselijk Tewerkstellings Agentschap in Leuven.
Jolien De Hertog, studeerde dit jaar af aan UCLL waar ze zich tijdens haar studie maatschappelijke advisering verdiepte in de transistie van PWA naar wijk-werk en hier haar bachelorproject aan wijdde.