top of page

Het minimum in de zorg is verre van genoeg

Deze opinie verscheen in De Standaard

Het Vlaams Parlement beslist volgende week over de privatisering van de zorg. Bieke  Verlinden weet al wie het gelag zal betalen.

‘Wie de zorg organiseert, is voor ons van ondergeschikt belang. Zorg en welzijn van bewoners moeten centraal staan. Wij hebben onze erkennings- en kwaliteitsnormen, waaraan alle initiatiefnemers moeten voldoen.’ Dat was de reactie van minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V) op de vreselijke cijfers over private woonzorgcentra, de cashcows van vastgoedfondsen. Zorgvoorzieningen betalen ieder jaar meer dan 100 miljoen euro huurgeld aan die vastgoedfondsen. Huurcontracten worden standaard voor minimaal 27 jaar afgesloten: een mooi en gegarandeerd rendement. Zo vloeit geld weg uit de zorg. Publiek geld, want de Vlaamse commerciële woonzorgcentra krijgen jaarlijks 250 miljoen euro subsidies.

 

Het decreet waarover het Vlaams Parlement op 17 november stemt, zal nog meer van dat brengen: publiek geld dat als winst wegvloeit naar private investeerders en niet geïnvesteerd wordt in de zorg. En al focust de minister in zijn reactie alleen op de woonzorgcentra, het decreet zal dat soort praktijken ook mogelijk maken in andere zorg. Publieke welzijnsverenigingen bieden niet alleen ouderenzorg en thuiszorg, maar vaak ook jeugdzorg, kinderopvang of zorg voor personen met een beperking. Het decreet staat toe om in al die sectoren private investeerders toe te laten.

 

Dat zorg en welzijn van bewoners centraal moeten staan, spreekt voor zich, maar laten we het belang van wie die zorg geeft niet onderschatten. Die aanbieder heeft wel invloed op het welzijn van rusthuisbewoners. Zo is een publieke aanbieder verplicht om het algemeen belang te dienen, en elke vraag naar zorg te beantwoorden. Een private aanbieder is dat niet. Aanbieders en algemeen welzijn gaan hand in hand. Dat laat de minister kennelijk koud. Zolang we voldoende vakjes op de checklists kunnen aanvinken, is het voor hem genoeg. Vergeet daarbij niet dat sinds 2009 het personeelsbestand van het Agentschap Zorg en Gezondheid, dat instaat voor de zorginspectie, met 36 procent is gekrompen door besparingen. Waar sta je met je erkennings- en kwaliteitsnormen als er niet genoeg mensen zijn om ze te controleren?

Dubbelcheck


Het is naïef van de minister om te denken dat erkenningsvoorwaarden en kwaliteitsnormen genoeg zijn om goede zorg te garanderen. Die bepalen het minimum van waaraan zorg moet voldoen. En van zodra de vrije markt de publieke diensten in handen heeft, zal zij die erkenningsvoorwaarden gaan dicteren. Alles wat ‘extra’ is, zal leiden tot een prijsverhoging.
Wil de minister toch meer dan het minimum, dan zal ofwel de hand opgehouden worden naar de overheid om bij te betalen, ofwel de individuele factuur van wie zorg vraagt omhoog
gaan. Want de winstmarges mogen niet in gevaar komen.

 

Privatiseren maakt zorg niet goedkoper en niet beter. Privatiseren maakt winst. Winst wordt niet gebruikt om de zorg te verbeteren, wel om de aandeelhouders te spekken. En verschillende internationale onderzoeken bevestigen dat privatisering op lange termijn vaak meer kost aan de overheid.


Natuurlijk kan een private voorziening goede zorg geven. Maar vandaag houdt een sterke publieke zorgspeler de sector in evenwicht, en de kwaliteit en betaalbaarheid centraal. Ze garandeert dat iedereen goede zorg kan krijgen en beschermt ons basisrecht op gezondheidszorg. Maar knip de vleugels van de publieke sector en de uitwassen
van een ‘winstgedreven’ private sector krijgen vrij spel.


‘Oneerlijke concurrentie’


Zorgzaamheid, voldoende tijd, ondersteuning van wie zorg nodig heeft, daar gaat het (ook) om. En dat vraagt vooral voldoende personeel. Zo goed als alle publieke zorgorganisaties, van kinderopvang tot ouderenzorg, werken met meer personeel dan het wettelijke minimum. Dat doen ze opdat het zowel voor personeel als zorgvrager comfortabeler en menselijker
werken is. Zo is in de publieke woonzorgcentra 31,65 procent van het personeel
bovennormpersoneel’. Commerciële woonzorgcentra financieren maar 13,69 procent van het personeel uit eigen middelen.

"Waar sta je met je erkennings- en kwaliteitsnormen als er in het Agentschap Zorg en
Gezondheid niet genoeg mensen zijn om ze te controleren?"

Vele private voorzieningen klagen dat die ruimere personeelsnormen ‘oneerlijke concurrentie’ zijn. Voor hen moet alles ‘efficiënter’: met steeds minder middelen en mensen hetzelfde proberen te doen. Ze verzetten zich tegen veeleisender kwaliteitseisen personeelsnormen omdat ze door hun winstfocus vooral de kosten moeten drukken. Terwijl de publieke sector het welzijn van mensen, het algemeen belang, voorop moet zetten,
ook als dat geld kost.

 

Op het moment dat de personeelsnormen kraken door een vierde coronagolf verwijst de minister naar de erkennings- en kwaliteitsnormen als grote garantie van de beste zorg voor onze kinderen, ouderen, familie, voor onszelf. De zorg verdient beter.


Sterke publieke zorg houdt de volledige zorgsector een collectief geweten voor en houdt haar in evenwicht. Als de publieke spelers door het privatiseringsdecreet niet langer de standaard kunnen zetten van kwaliteitsvolle zorg, dan neemt pure marktwerking
het over. Minister Bekes heilige erkenningsregels zullen van het minimum ‘genoeg’ maken. Elke afwijking daarvan, alles wat een kinderopvang of een rusthuis meer wil doen, zal extra
kosten. De vraag is: wie zal die factuur en het gelag betalen? Ik vrees dat ik het antwoord al weet.

bottom of page