Flexi-jobs zijn perverse manier om ‘trek uw plan’ te zeggen
Deze opinie verscheen op Knack.be
‘Door flexi-jobs in te voeren, kiest deze regering duidelijk voor haar ultieme vorm van vrijheid, die van de vos in het kippenhok’, schrijft Bieke Verlinden (SP.A).
De regering maakt haar dubbele belofte waar: voor overuren in de horeca wordt bruto niet alleen netto, ook ‘flexi-jobs’ zijn er nu een feit. Daardoor kan je, als je minstens 4/5de werkt bij een andere werkgever, makkelijk bijverdienen in de horeca.
De nieuwe horecamaatregelen klinken misschien allemaal leuk – deze neoliberale regering doet ook haar uiterste best om ze positief voor te stellen – maar ze vallen vooral op door hun eenzijdige en kortzichtige visie.
Een gebrek aan totaalvisie
Laat het duidelijk zijn: ondersteunende maatregelen voor de horeca, en bij uitbreiding voor vele kleine zelfstandigen, zijn absoluut noodzakelijk. Net daarom is het spijtig dat deze regering het nalaat om het een en ander grondig aan te pakken. Want arbeid aantrekkelijker maken is één ding, maar de vraag is hoe je dat doet zonder roofbouw te plegen op ons algemeen welzijns- en ontwikkelingsniveau. En dat is een vraag die het huidige beleid niet bepaald bezighoudt.
Want wat leveren de genomen maatregelen nu op? De nettowinst voor de werkgever is zo beperkt dat ze eigenlijk niet meer is dan een zoethoudertje. En zoethoudertjes, die zijn nooit goed voor de algemene gezondheid: in ruil voor dat kleine beetje extra, installeert men minderwaardige jobs en laat men volwaardige arbeid varen. En dat is symptomatisch voor dit beleid. In de wetenschap dat men van plan is dit soort mini-jobs in allerlei sectoren te introduceren, zien we dat dit rechtse beleid haar eerste stappen zet in wat ze als ideaal beschouwt: door het uitvlakken en verlagen van het algemeen belastingsniveau, kiest ze voor een terugtrekkende overheid die zich enkel nog bezighoudt met een beperkt aantal ‘kerntaken’.
Deregulering
Het zijn de eerste stappen in de richting van de harde neoliberale lijn waarbij solidariteit beschouwd wordt als diefstal. Want, zo redeneert men, waar haalt de overheid het recht om welgestelde belastingbetalers te dwingen bij te dragen voor anderen? Alle herverdelende belastingen moeten de schop op. Onder de noemer ‘economische vrijheid’ holt men gradueel de ordenende taak van de overheid uit. Beetje bij beetje bouwt men initiatieven af die het algemene belang ten goede komen. Vanuit het idee dat iedereen het maar zelf moet zien te rooien, wil de overheid niet langer meer iets tegenover de geleverde prestaties zetten. Gaan bijklussen wordt nu gemakkelijker en that’s it: geen alternatief, geen duidelijke visie, geen eindpunt en vooral geen verantwoordelijkheid vanuit de overheid.
De maatregelen geven immers een manier van kijken prijs waarbij men een simplistisch en gemakkelijk excuus de wereld in roept. Want mensen hebben vanaf nu niet langer te klagen: wie geld te kort komt, die gaat toch gewoon even bijklussen! Wil je dat niet of lukt je dat niet, dan is dat volledig je eigen verantwoordelijkheid. Dan kies je toch gewoon voor armoede?!
Nog maar eens blijkt dat verandering voor zowat iedereen achteruitgang betekent en dat vele hardwerkende mensen niet de erkenning krijgen die ze verdienen. Want afbouwen en uithollen, wat morrelen in de marge en aan symptoombestrijding doen, dat heeft met vooruitgang niets te maken. Een grondige taxshift waarmee men echt een verschil kon maken door de lasten van arbeid te verschuiven naar vermogen? Dat zit er niet in.
Zwarte uren worden luxe-uren
Zo zal deze regering natuurlijk niets extra doen om deze flexi-jobs en overuren mogelijk te maken door bijvoorbeeld bijkomend te investeren in openbaar vervoer of pakweg kinderopvang op zaterdag (of andere moeilijke overuren). Men zal zich er makkelijk van afmaken door te stellen dat voor deze ‘luxe-uren’ geen collectieve verantwoordelijkheid geldt.
Niemand verplicht toch om te gaan bijwerken, dat is toch louter een eigen keuze? Alsof werken in de horeca altijd een hobby is. Niet meer dan wat op café hangen en af en toe een glas uitschenken. De overheid kan nu stellen dat als je voor die uren niet bijdraagt, je er ook geen collectieve rechten kan uit putten. Want net daarvoor diende het indirecte loon (het brutoloon), maar dat smelt nu weg als sneeuw voor de zon. Althans, voor de werknemer in kwestie. Want bruto wordt eigenlijk niet netto: je krijgt gewoon louter je nettoloon uitbetaald. Het vroegere ‘handje contantje’, maar dan legaal.
Regering als vos in het kippenhok
Het is opnieuw een perverse manier om eigenlijk ‘trek uw plan’ te zeggen en kwetsbare situaties niet te beschermen. Deze regering kiest duidelijk voor haar ultieme vorm van vrijheid: die van de vos in het kippenhok.
Want de eenzijdige manier waarop deze maatregelen nu genomen worden – zonder ze te koppelen aan andere rechtvaardige opbrengsten – katapulteert ons terug in de tijd. Naar een periode waarin enkel de wet van de sterkste heerst en arbeiders monddood waren of werden afgedaan als klagers. Dat past natuurlijk perfect bij een beleid dat gelooft dat enkel de succesvolle ondernemers de motor zijn van onze samenleving. Dat de overheid elke dag zorgt voor het algemene welzijn, daarover blijft het opvallend stil. Over die ‘schuld’ (van socialistische en katholieke arbeidersverenigingen) heeft men het liever niet.
De dwingende meritocratische gedachte van deze regering maakt ons blind voor de onrechtvaardige ongelijkheid waarmee we in het leven staan. Alsof succes enkel en alleen een kwestie is van hard werken.
Wat betekent dat eigenlijk: bruto staat gelijk aan netto?
Sta me toe een voorbeeld aan te halen uit het buitenland. Vorige maand stapte ik in Marokko de bus op. In mijn kielzog verdrongen zich een aantal ‘verkopers’. Enkelen verkochten pakjes zakdoeken, anderen hadden niets bij, maar ‘verkochten’ hun gebrek. Ik was zo boos, niet op de verkopers, maar op hun overheid. Op hun gezicht kon je het zware leven aflezen dat ze dagelijks trotseerden. Een oude blinde man scandeerde almaar ’20 diram, 20 diram, 2 euro, c’est un cadeau’ terwijl hij zijn hand uitstak. Alsof het een cadeau was om hem te aanschouwen. Bekaf moet hij ’s avonds zijn van de ganse dag elke voorbijkomende bus in- en uit te stappen. Want wat hij doet is zwaar, dat zal elke marktkramer bevestigen. Alleen verdient hij weinig tot niets en wordt zijn energie en zijn overtuigingskracht niet in een systeem ingepast. Hij krijgt geen kansen om zijn talent in te schakelen in een geordende samenleving die investeert in het welzijn en de ontwikkeling van haar burgers. De verkopers op die bus hadden stuk voor stuk een flexi-job: hun brutoloon is gelijk aan hun nettoloon. Resultaat? Ze tellen niet meer mee. Ze doen minderwaardige jobs waarop anderen neerkijken. Willen deze mensen overleven, dan zijn ze enkel en alleen op zichzelf aangewezen.
Het is een extreem voorbeeld, maar het geeft aan in welke richting deze regering stappen aan het zetten is. Als een beleid zomaar de loonlasten verlaagt, zonder na te gaan waar ze andere opbrengsten kan aanboren om het algemene welzijns- en ontwikkelingsniveau verder te financieren en te doen stijgen, zal de samenleving in sneltempo verarmen en zullen velen in de problemen komen. Wie gelooft dat elk soort job een goede job is, moet maar eens in Duitsland gaan kijken wat de mini-jobs daar hebben aangericht. Geen wonder dat ze er daar nu al van terugkomen.
Wie betaalt die flexi-jobs?
De getroffen maatregelen in het horecabeleid zijn expliciete en veelzeggende aanzetten voor het uithollen en afkalven van de welvaartsstaat. En kom niet af met het argument dat de koek eerst gebakken moet worden alvorens hij kan worden verdeeld. Er is helemaal geen tekort aan geld om te investeren in onze samenleving en in haar mensen, er is enkel een gebrek aan wíl om dat te doen. Onze samenleving was nog nooit zo rijk als nu en toch is er nog steeds armoede. Die zal er trouwens altijd zijn. Maar de wijze waarop je daarmee omgaat en kwetsbare mensen ondersteunt, bepaalt het ontwikkelingsniveau.
In het volle besef dat er een wetenschappelijk bewezen correlatie bestaat tussen het belastingniveau van een samenleving en haar ontwikkelingsniveau, kiezen we toch voor een beleid dat steeds minder investeert in het algemene belang. Waarom willen we niet langer de verantwoordelijkheid nemen om de vruchten die we dankzij deze samenleving kunnen plukken mee te financieren? Waarom verliezen we dat grotere plaatje uit het oog en schuift de overheid haar verantwoordelijkheid nu af op de horeca-uitbater en zijn personeel?